Voor in je pauze: Rommel?

taalnaartaal voor in je pauze kort verhaal

Kort verhaal

Rommelmarkten afstruinen is niet mijn liefhebberij. Ik loop er, mocht ik er toevallig terechtkomen, als een kip zonder kop rond.

Ooit woonde ik na een stads leven op het Hoeksche Waardse platteland. Geprikkeld door de landelijke mogelijkheden droomde ik van een volle ren. Bij toeval bezocht ik een Brabantse boerderij en struikelde daar over een kloeke moederkip met kuikens. Ach, wat lief en wat leuk en wat klein en wat donzig en wat geel! Ik was verkocht en kreeg een setje van het kleine spul mee naar huis.

Tegen de buitenmuur van onze dijkwoning was al een ren gespijkerd en daar wandelden de donsbolletjes met een klein zetje tegen het kontje vol vertrouwen in.
Eten, dat konden ze als de beste. Snijafval, kalk, graan, gras, alles ging erin als koek. Recycling optima forma, en het zou op termijn lekkere eitjes opleveren die wij dan zouden opeten en weer…

***

Je kunt jezelf echter niet altijd als de maat der dingen nemen. Er zijn dan ook mensen die wel van rommelmarkten houden. Miek Zwanborn is er zo een. Miek is ‘dichter, schrijver, vertaalster en beeldend kunstenaar’. Ze zou zomaar mijn zusje kunnen zijn.

Zij vond op een rommelmarkt een reden voor een reis, zo las ik in V-Zomer van 16 augustus 2014. Bij zo’n rommelmarkt-adept denk ik eigenlijk altijd eerst aan een man die altijd en eeuwig rondneust in verstofte verhuisboxen of in nog oudere, onverwoestbare dozen waar ooit sinaasappels in werden vervoerd. Maar Miek is geen man.

Misschien had Miek zich over haar stofmijtallergie heen gezet, eerst diep ademgehaald en vervolgens ingehouden, alvorens een duik te nemen in een grote kartonnen doos die een beetje verscholen onder de kraam stond.
Ze trok hem wat dichter naar zich toe om er beter bij te kunnen en hurkte. De boekhandelaar praatte ondertussen zachtjes met een sigaar in de mond met een oude bekende, die hem bemoedigend op de schouder had geklopt. ‘Je zult er op een dag wel aan wennen dat ze er niet meer is, ouwe jongen. Hoewel ik moet zeggen dat het me soms nog wel eens overvalt dat Marie er niet meer is. Dan zie ik ineens een meisje lopen dat er precies zo uitziet als zij toen de achttien was. Ow, wat was ze mooi man! Ik kreeg er buikpijn van. Maar echt, je gaat er aan wennen, toch. Op den duur’. Hij zuchtte.

Haar knieën begonnen pijn te doen en bijna had ze het opgegeven toen ze plotseling een boek met een leren omslag vond waar een blaadje uitstak. Niet een papiertje, maar een blaadje van een plant. Ze trok het voorzichtig van onder de stapel vandaan en opende het op een willekeurige bladzijde: een dagboek en herbarium ineen. Ze stond op en vroeg de ‘sigarenman’ welke prijs hij ervoor wou hebben. ‘Doe maar vijf euro wijfie en dan krijg je deze er nog bij’. Hij overhandigde haar een Libelle uit 1953.

***

De kuikens groeiden als kool en verdeelden zich over de geslachten: kipjes en haantjes. De haantjes groeiden uit tot HANEN die elkaar fel te lijf gingen. Strijden om de dameseer, ongetwijfeld, maar dat ze elkaar tot bloedens toe zouden kapot pikken, had ik nooit gedacht.
Het ging niet over. Het werd alleen maar erger en tot wanhoop gedreven belden we kinderboerderijen, boeren en ik weet niet wie nog meer met ons aanbod: ‘Móóóie hanen! Hele móóóie hanen! Ze moeten weg! Maak me los! Alleen vandaag gratis mee te nemen! Móóóie hanen!’ Helaas. Zij wisten uit ervaring waar ze aan zouden beginnen en zeiden vriendelijk doch resoluut: ‘Nee’.

***

Ze bleek goud in handen te hebben. Anderhalve eeuw geleden trok een echtpaar bos en beemd in terwijl ze planten en zaden verzamelden en daarbij hun reis uitvoerig beschreven. Het bracht Miek op een prachtidee. Ze besloot in de zomer van 2014 per fiets hun reis over te doen. Ze startte met een zware klim tegen een Heibelbergse helling op, want haar fiets was beladen met 25 kilo bagage en houdt vanaf dan zelf een dagboek bij. Op 30 juli rijdt ze Kew Gardens in Londen binnen, het botanische expertisecentrum van de wereld, waarna haar fysieke reis eindigt op Isle of Wight. Haar fantasiereis zal later aanvangen wanneer ze over de tocht een roman schrijft; in haar hoofd bewegen en leven haar personages terwijl zijzelf in haar stoel met laptop op schoot zit.

***

‘We kunnen ze niet langer elkaar laten afslachten’, zegt mijn partner.
Ik was toen al vegetariër.

‘Wij zullen het zelf moeten doen.’

Een omgehakte boom diende als offerblok, een jutenzak als bijeen-binder, ik als bijeen-houder en de man als beul. Ik draaide mijn hoofd weg terwijl ik met al mijn kracht het vogellijf met beide handen vasthield. Ik hoorde ‘klap’, ik hoorde ‘stkwielk!’ en ik voelde spieren spannen en ontspannen. Ik schudde de zak uit en daar vloog de vogel met een rotgang, als Chinees vuurwerk bloed in het rond sproeiend, van me vandaan. Hij kwam op zijn poten terecht en rende als ‘een kip zonder kop’ verder. Ik wist niet meer of ik huilen moest of lachen.

De hanen zijn allang geplukt, in de pan gehakt, verorberd en uitgescheiden, de teruggevonden verzamelde flora ligt netjes opgeborgen in de groene dozen van het archief van Kew Gardens en ik ga nog steeds niet graag naar rommelmarkten.

Ik ontvang graag reacties.

© copyright edith nijhof

 

 

Geef een antwoord