Voor in je pauze: (S)tram
Je kan over uilen schrijven.
Ja, maar die zag ik in geen bos.
Je kan over wolken schrijven.
Ja, nou, ik vind ze zo gewoon.
Ik kan over water schrijven.
Dat drink ik elke dag.
Ik kan over het ene schrijven.
Ja.
Het waait al tien dagen.
De regen en de hagel vliegen geselend door de lucht.
Ze staat niet stram.
Ik zit in de tram.
Die tram wacht voor de streep voor de helling naar de Zwaan.
Ik kijk naar buiten. De tram schudt.
De boom is dun. Haar stam op zijn dikst 50 centimeter rond de heupen.
De boom is lang. Geschatte lengte: 6 meter.
Het slome zwiepen begint bij haar tenen en hoopt op onder haar armen.
Uit haar armen groeien takken waarvanuit takken groeien waarvanuit.
Het hoogste puntje van de hoogste tak die hemelwaarts strekt
is bewegingloos.
Het trage zwiepen duurt voort.
Het hoogste puntje priemt bewegingloos.
alleen de overgebleven bolletjes van de plataan
dansen als kersen aan de oren van mijn vriendin
die ik liefheb
© tekst en afbeelding edithnijhof