Kort verhaal
‘Hallo, ik ben hier vandaag voor het eerst, mag ik me aan je voorstellen, ik heet Job Blarinck en ben pas afgestudeerd jurist’.
Fout! Sul! Kun je niks beters bedenken?
‘Dag, Van Deursen, van Van Deursen & Dongen’. Hij geeft mijn klamme een lauwe, kurkdroge hand terwijl hij direct zoekend om zich heen kijkt. ‘Ha, daar zie ik mijn compagnon. Sorry, ik ga hem even gedag zeggen. Fijne dag verder.’ Ik graaf een plastic fiche op uit mijn pantalon en steven linea recta op de biertent af.
***
Naast onze queue klontert een groep leerlingen. Voorin de rij kijkt hun docent verwachtingsvol op naar de derde dikbuik in de keet die hem met een luchtige klantenbabbel aan de praat houdt. De leraar is een magere bleekbek met een dun brilletje.
‘O god, hij zal toch niet voor die twintig pubers een bestelling gedaan hebben?’
Die duwen elkaar, rennen van elkaar weg, komen weer terug, giechelen, kijken op hun smartphones, dribbelen naar een bankje verderop, gaan zitten, staan weer op, roepen naar elkaar; dit alles in een vakantie-achtige vrijetijdssfeer: even lekker geen les. Ik wiebel en wieg onverminderd door. De leraar wandelt met zijn aankoop naar het clubje leerlingen. In zijn handen draagt hij voorzichtig twee kartonnen schaaltjes. ‘Luister, je kan nu een stukje proeven’, zegt hij met zijn kalme bas ‘als je het niet lust, dan loop je naar die afvalbak daar en spuugt het daarin uit’.
De ene helft van de groep nu, giebelt al bij voorbaat als reactie op wat er komen gaat. De andere helft bestaat uit twee subgroepen: de ene komt rustig naar voren om een hapje te pakken terwijl de andere wild begint te dansen, te draaien en bokkensprongen maakt. Om de beurt nemen ze een prikkertje. Ons Nederlandse vlaggetje ‘wandelt’ door de ruimte. Het ene vloeit rustig naar de mond van een nieuwsgierige ontvangster, het andere zwaait door de lucht, zwiept als een tak aan een stormachtige wilg van links naar rechts, racet langs een angstige mond en wijd opengesperde ogen en springt opzij voor luide kreten van afschuw voordat het dan toch in die mond verdw… Nee, zo niet.
De ogen worden eerst dichtgeknepen, de neus wordt dichtgehouden en dan komt heel voorzichtig de tong een klein stukje naar buiten, als een grote teen die voorzichtig de watertemperatuur van de zwemplas in april aftast. De tong neemt wat speeksel mee, tipt voorzichtig aan de etenswaar. Een elektrische vonk schiet naar de hersenen. De ontvanger springt een meter op, schreeuwt nog harder dan eerst en sprint in enkele seconden naar de aangewezen vuilnisbak. Met een woest gebaar – de werper kijkt voor de zekerheid nog even richting klas – wordt het hapje erin gesmeten, waarna de jongen een overwinnaarsrondje over het plein rent terwijl hij oerkreten slaakt en zijn klasgenoten hem luid toelachen.
Wat een strapatsen! zie ik een paar meisjes denken. Zij staan rustig naast hun blonde meester en vragen nog een stukje.
De rij ondertussen, schiet maar niet op. Of alle personages in slow-motion zijn gezet. Mijn wiebelen wordt erger. Ik dwing mezelf om stil te staan en alleen nog maar stapjes naar vóren te doen.
***
‘Eén pils graag’, zeg ik tegen een leeftijdsgenoot achter de marktstand. Hij neemt mijn nepgeld aan en overhandigt me een plastic beker met doodgeslagen bier. Mismoedig begeef ik me weer onder de gasten terwijl de wind opsteekt en het begint te stortregenen. De jaspanden van de herencolberts flapperen om achterwerken, broekspijpen draaien dol om benen en het haar van de vrouwen slaat hen in het gezicht terwijl ze angstvallig de boel onder controle proberen te houden door hun tas boven hun hoofd te houden. Servetten waaien ondertussen van de statafeltjes en de wind stoot ook glazen om. Wijn bij water.
Het publiek op het veld verdwijnt onder meegebrachte paraplu’s – niet de mijne dus – schuilt in de witte partytenten en staat kleumend tegen elkaar aan onder de smalle repen stof van de overkappingen van de overige stalletjes. Ik ben het dichts in de buurt van een houten haringkraam en pers me tussen twee jonge vrouwen van 1.80 meter lang in. Daar nu toch zijnde vat ik een glibberig beest bij de staart en haal hem door de klaarstaande gesnipperde uitjes. Ik buig mijn hoofd naar achter, houd het heen en weer schommelende dooie beest een halve meter boven mijn hoofd en laat hem voorzichtig naar beneden zakken naar mijn geheel geopende, wachtende mond. Mijn speekselklieren slaan aan, maar voor het water uit mijn mond loopt glijdt de haring erin.
***
Het lange, slanke Somalische meisje houdt haar partje vis netjes vast aan de prikker met het rood-wit-blauwe vlaggetje. Zij buigt zich een klein beetje naar voren en bijt het zilvergrijze zilte beestje voorzichtig van het puntige houtje. Ze drukt het malse vissenvlees met haar tong plat tegen haar verhemelte en glimlacht verzaligd.
‘Jij bent!’
De vrouw achter me in de rij geeft een duwtje in mijn rug.
‘Vier zure bommen graag’, plaats ik zijn order.
© copyright edith nijhof