Zeg! Herfst 2017, wind raast via oor naar oor mijn hersens door vanwege een vraag van een cursist Nederlands als Tweede Taal (NT2).
Oefensituatie: Men zit in een restaurant, de ober is geroepen, arriveert aan het tafeltje waar men wil bestellen.
‘Wij willen graag bestellen.’
‘Zeg het maar.’
‘Hm’, vraagt een cursist ‘Is dat netjes genoeg? “Zeg het maar?”‘
‘Ja’, antwoord ik, ‘meestal wel, maar beleefder is: “Zegt u het maar”’.
‘Aha.’
‘Dus met een t?’
Denkpauze.
‘Kun je ook zeggen: “Zeg je het maar?’
We hebben de persoonlijke voornaamwoorden behandeld, dus ook je en jij.
‘Goede vraag, maar nee, dat kan niet.’ (In deze context, zeg ik er vaak bij.)
Leg onze taal maar eens uit. Vertel het maar, zou ik zeggen.